Soms lijkt de titelsong van Pokémon wel op mijn lijf geschreven:
I wanna be the very best, like no one ever was.
Het schoolleven
Dat gevoel begon al heel vroeg in mijn leven. Op de basisschool was het hoogste cijfer wat je kon halen een 8. Ik háátte het dat ik niet op élk vak een 8 kon halen, maar dat er ook een paar 7,5’s tussen zaten. En ik had persoonlijk echt pas gefaald als ik een 7 had gehaald, of – God verhoedde – láger dan een 7. Wat volgens mij trouwens nooit is gebeurd, dan had ik het me vast herinnerd.
Op de middelbare school kwam ik op het VWO terecht. Daar leerde ik tevreden te zijn met een zesje (de zesjes-cultuur had me al gauw in zijn greep.) Want hoewel ik het liefst de béste ben, is de harde realiteit dat dat ten eerste nooit gaat lukken, en ik ten tweede echt vreselijk lui ben. Why even try? In plaats daarvan probeerde ik de beste te zijn in iets wat me meer boeide dan wiskunde of geschiedenis. Engels of tekenen bijvoorbeeld. Mijn absolute favoriete vakken destijds. Soms lukte dat, soms niet. In ieder geval voor een korte poos, totdat ik in klas 3 kwam en mijn wereldje steeds groter en groter werd – en zo ook mijn ‘competitie’.
Na het VWO heb ik bewust gekozen om een Mbo-opleiding te volgen; Mediavormgeving. Vaardigheden waar naar mijn idee vooral praktijk en een beetje talent voor nodig is, en niet zozeer de theorie. Want hoewel ik op zich best theoretisch ben ingesteld, ben ik vooral gek op de praktijk (zeker op het creatieve vlak). Lekker bezig zijn, lekker dóén in plaats van altijd alleen maar dénken. Tijdens mijn opleiding ben ik met mijn man een webshop gestart in bruidsmode – wat we zo’n 4 of 5 jaar hebben gerund – en heb ik ook mijn eigen reclamebureau (Xless Design) opgericht. Dit waren onder andere factoren waarom mijn docenten me hadden genomineerd voor Campus-topper (beste leerling van de school). Wat ik trouwens ook ben geworden.
Yes, ik ben eindelijk de beste!
Daarmee werd ik automatisch genomineerd voor de Noorderpoort Jaarprijs samen met 12 andere leerlingen. Gekozen uit 30.000 leerlingen. Best een prestatie, al zeg ik het zelf. Die heb ik helaas niet gewonnen, en ja, tot op deze dag ben ik stiekem nog steeds jaloers op degene die toen wél de Noorderpoort Jaarprijs in handen gedrukt kreeg.
Eigen bedrijf
De jaren dat ik een eigen bedrijf heb gerund waren zowel leerzaam, als een marteling. Ik heb genoeg zelfvertrouwen om te zeggen dat er veel dingen zijn waar ik goed in ben, maar als er iets is wat blijkt waar ik níét goed in ben… dan is het wel acquisitie. Aka; je producten of diensten verkopen. Met veel vallen en opstaan – en nog meer vallen – ben ik op het punt beland dat ik het een beetje heb opgegeven. Niet mijn bedrijf, niet mijn vaardigheden als grafisch vormgever of webdesigner… maar wel het alsmaar adverteren en gefaalde verkooppogingen. Krijg ik een opdracht binnen, dan is dat mooi. En anders maar niet. Door mezelf jarenlang te pushen om iets te doen waar ik niet goed in ben – en ook niet leuk vind – raakte ik langzaam in een depressie. Ik verloor zelfs het plezier in ontwerpen. En programmeren (want ja, dat kan ik dus ook)? Gatver. Dat kwam me echt de neusgaten uit. Ik heb een hele lange tijd gewerkt aan een gigantisch project wat ik nóóit in mijn leven – in mijn eentje – perfect zal gaan krijgen. Dus ik ben er na veel bloed, zweet, tranen en andere zooi, mee gestopt. Dat was voor mij echt de beste beslissing die ik heb gemaakt sinds tijden.
Door mezelf jarenlang te pushen om iets te doen waar ik niet goed in ben – en ook niet leuk vind – raakte ik langzaam in een depressie.
Ik wil schrijven, schrijven, schrijven
Sinds mijn oma – die ik echt heb beschouwd als mijn tweede moeder – is overleden, ben ik me steeds meer gaan verdiepen in schrijven. (Zij was trouwens een fervent lezer en ik baal dat ik dit hele proces niet met haar kan delen, maar dat terzijde…) Een boek schrijven is sinds mijn dertiende al een grote droom van mij. Een droom die ik nooit serieus heb genomen, of als reëel heb bezien. Maar hier zijn we nu dan. Op het moment dat ik dit blogartikel schrijf, ben ik hard bezig met versie 4 van ‘de Nieuwe Wendy’ wat sowieso mijn eerste uitgegeven boek gaat worden. Dat moet. Daar dwing ik mezelf toe. Want dat is precies waar dit hele artikel over gaat… Ik ben bang, omdat ik zo vreselijk perfectionistisch ben.
Er zijn momenten dat ik naar mijn eigen werk kijk en dan bij mezelf denk: wauw, dit is niet slecht, Jami. Zeker niet. Dit kan jij! Dit wordt alleen maar beter.
En dan… tijdens het lezen van de feedback van mijn proeflezers, tijdens het herschrijven, sluipen er nare gedachten bij me naar binnen. Van die irritante stemmetjes die me de typische vragen stellen waar iedere auteur op een bepaald punt in zijn/haar carrière aan denkt, zoals:
- Is het wel goed genoeg?
- Wat als je allemaal negatieve reviews ontvangt?
- Of nog erger: wat als niemand je boek wil lezen?
- Wat als er fouten in staan?
- Wat als je hele plot nergens op slaat?
- Of mensen je personages stom vinden?
- Of dat je zelfs iemand beledigd met iets! Heb ik iets beledigends geschreven? Gaan mensen me haten om iets wat ik zonder kwade intenties heb geschreven?
En dan nog een aantal verwoestende gedachten, waarvan het me niet altijd lukt om ze de kop in te drukken:
- Misschien kun je het maar beter opgeven…
- Je gaat echt geen award winnen hiermee.
- Je gaat hier niet de beste in zijn.
- Ha, de beste… misschien kom je nog niet eens in de buurt van ‘middelmatig’.
- Het kan mensen niet schelen wie je bent,
- wat je doet,
- wat je schrijft.
- En als dat wél zo is… heb je misschien iets verkeerds gedaan.
Gelukkig kan ik 9 van de 10 keer mezelf ervan overtuigen dat iets niet perfect hoeft te zijn, en dat wat ik schrijf of maak of wat dan ook, goed genoeg is. En dat goed genoeg… de perfecte instelling is als je iets wil bereiken. Want ook de boeken die ik bewonder ontvangen slechte reviews, terwijl ze in mijn ogen perfect geschreven zijn. Dus waarom ben ik soms dan zo hard voor mezelf? Daar heb ik maar één antwoord op, eentje die in mijn hoofd klinkt als de perfecte titel voor een zelfhulpboek: